De Japanse Tuin in de Binnenhof van het Máximapark wordt grondig onder handen genomen. Later dit jaar komt er een pagode en twee Japanse bruggen. Met nieuwe veel kleuriger en meer verschillende beplanting is al een begin gemaakt. Een gesprek met hovenier Fred Weergang, de bedenker van het nieuwe beplantingsplan.
Hovenier Fred Weergang in de Japanse Tuin
In het Máximapark is een intieme binnentuin omgeven door reusachtige rododendrons: de Japanse Tuin. Die bestaat al jaren, maar het is een voorlopige versie. Vanaf het begin is het plan om de tuin verder uit te werken. De Japanse Tuin krijgt aan twee kanten een toegang via nieuwe Japanse bruggen. En in het midden komt een pagode, een soort Japanse tempel. De gemeente neemt de Japanse bruggen en de pagode voor haar rekening. Vrijwilligers zijn verantwoordelijk voor de nieuwe beplanting. Initiatiefnemers zijn Diederik Roeterink en Fred Weergang. Zij leggen met een aantal vrijwilligers de nieuwe beplanting aan en gaan de Japanse Tuin onderhouden.
Fred Weergang is Vleutenaar, hij woont zijn hele leven al in Vleuten. Hij is opgegroeid ‘achter-het-spoor’, tegenwoordig woont hij ‘vóór-het-spoor’. Fred: ‘Ik ben 15 jaar hovenier geweest. Vervolgens heb ik jaren met verstandelijk gehandicapten tuinen aangelegd, en daarna ben ik werkmeester geworden in de Van der Hoevenkliniek in Ondiep, een TBS-Kliniek – die ook sponsor is van de Japanse Tuin. Met drie collega’s werken we met twaalf tot achttien gedetineerden aan een binnen- en buitentuin. Ze helpen ook regelmatig mee in de Japanse Tuin. Voor goed werk dat voldoet aan ijver, verantwoordelijkheid, samenwerken, orde en netheid krijgen ze punten. Van 10 uur ‘s avonds u tot 7 uur ’s ochtends zitten zij ingesloten in hun cel. Overdag hebben ze een strak programma met sport, therapie, werk, groepsprocessen, resocialisatie. Dit werk doe ik nu 20 jaar. Fysiek kan ik dit volhouden en het bevalt me goed.’
de Japanse tuin
Wat vind je van het Máximapark?
‘Het Máximapark heb ik geboren zien worden. Ik vind het prachtig. Het doet me denken aan Central Park in New York, zo groot, en het Lint vind ik goed bedacht. Steden hebben veel groen nodig om mensen een goede plek te geven om te vertoeven in de omgeving van hun huis. Maar ik kom niet zo veel in het Máximapark. Van waar ik woon loop ik met mijn hond altijd richting Haarzuilens.’
Hoe ben je dan bij de Japanse Tuin terecht gekomen?
‘Twee jaar geleden heeft Diederik Roeterink mij gevraagd om een beplantingsplan te maken voor de Japanse Tuin. Het ontwerp wilden we voorleggen aan de ontwerper van het park Adriaan Geuze. Dat was een hele belevenis. We hadden een gesprek om het plan te bespreken, maar hij praatte twee uur aan een stuk over zijn visie op het park. Het tweede gesprek ging over vrijwilligers, want volgens Adriaan Geuze lukt zoiets niet als je geen vrijwilligers hebt. Uiteindelijk heeft Geuzes rechterhand, Kees Schoot, akkoord gegeven op ons beplantingsplan. Inmiddels hebben we twaalf vrijwilligers waar we trots op zijn, maar we kunnen nog wel wat meer gebruiken.’
de Japanse tuin
Wordt het een Japanse Tuin om trots op te zijn?
‘Het wordt natuurlijk nooit een échte Japanse tuin, daarvoor staan er te veel rododendrons. De rododendrons staan op heuvels, want die houden niet van natte voeten. Een Japanse tuin moet ook een beetje heuvelachtig zijn en op die heuvels hebben we nu olifantenpaadjes aangelegd met schors. Aan één kant zijn die open voor publiek. Rododendrons bloeien een maand of twee en dan is het afgelopen. Ik vond dat altijd wat saai en ze zijn eigenlijk te fel van kleur. In “echte” Japanse tuinen zit niet veel kleur, enkel groen en rood. In de Japanse tuin in Clingendael in Den Haag bijvoorbeeld zijn veel soorten mos. Dat kan hier niet, daarvoor is er te weinig schaduw. Ik heb niet zo naar wetmatigheden in Japanse tuinen gekeken, dat is ook niet meer te doen, er zijn al te veel afwijkingen in de regels. Wij doen ons best er meer afwisseling in te krijgen. We knippen stukken uit de rododendrons, zodat de al aanwezige bomen beter zichtbaar zijn. Er staan al best veel bijzondere bomen, zoals de zakdoekjesboom (‘davidia involucrata’), de Japanse Notenboom (‘ginkgo biloba’), de Japanse esdoorn (‘acer palmatum’), de schijnbeuk (‘nothofagus antarctica’), de kornoelje (‘cornus kousa’), de toverhazelaar (‘hamamelis’) en de kardinaalsmuts (‘euonymus europaeus’) met vierkante kurk-twijgen. Als dominante kleuren kiezen we wit, roze en paars, dat is mooi rustig, en meer in bladkleuren. En hier en daar een accentje geel. Bij mijn beplantingsplan hebben we erop gelet dat er het hele jaar bloei is, ook in de winter. De hazelaar bijvoorbeeld bloeit in januari. De ecoloog wilde veel inheemse planten, en wij wilden groenblijvende planten. We hebben nu gekozen voor elvenbloempjes (‘epimedium’) en schaduwkruid (‘pachysandra’s’) als mosvervangers. Varens als scheidslijn tussen de rododendrons en bloeiende planten. Het wordt een tuin om te ontspannen en te genieten van de natuur in deze onrustige tijd.’
de Japanse tuin
Hoe vind je het om als vrijwilligers aan zo’n openbare tuin te werken?
‘Tien jaar geleden heb ik geholpen met de aanleg van de Vlinderhof. Dat gaf veel voldoening. Nu doe ik deze tuin. Ik vind het bijzonder dat de gemeente zoveel ruimte en vertrouwen geeft. Ik overleg alles met de “bosbaas” van de gemeente: Wesley van Kasteel. Hij beslist uiteindelijk. Zelf zou ik het liefst al het riet wegmaaien, maar een deel ervan moet van hem blijven staan, voor de libellen, vogels en insecten. Als wij zaterdagochtend aan het werk zijn is het druk in het park, er zijn dan veel mensen aan het wandelen, hardlopen en yoga beoefenen enzovoort. De meeste voorbijgangers zijn heel enthousiast over waar wij mee bezig zijn.’
Jullie kunnen meer vrijwilligers gebruiken. Wat wordt er van ze verwacht?
‘Dat ze komen om te werken, maar er is ook tijd voor een praatje. Het is gezellig om samen in de tuin werken. Al neem ik uiteindelijk de beslissingen samen met de gemeente, ze mogen zeker meedenken. Verstand van het hoveniersvak is niet nodig. Na een jaar meedraaien hebben ze veel meer zicht op tuinieren, wat ook handig is voor in hun eigen tuin.’
de Japanse tuin
Heb je nog meer wensen voor de Japanse Tuin?
‘Het duurt drie à vijf jaar voor de tuin in volle bloei is. Dat is normaal, zolang heeft een tuin nodig. En dan hebben we nog wel wat wensen. We willen meer grote keien naar de tuin brengen. De paar keien die nu in het water liggen wil ik ook graag op de kant. Er komen Japanse lantaarns, van die zware stenen kolossen, waar kaarsjes in kunnen branden. Het moet niet al te kwetsbaarzijn, dan is het zo vernield. Zo had een vrijwilliger een bamboe hek gebouwd langs het olifantenpaadje. Die waren in een mum van tijd weg, gebruikt voor het bouwen van een boomhut. Meer zitbanken zou ook fijn zijn en in de hele verre toekomst nog een waterval. Genoeg wensen en ideeën.’
de Japanse tuin
Tekst en foto’s: Lucie Th. Vermij
De Japanse Tuin ligt tegenover Parkrestaurant Anafora.
Website: www.japanhof.nl
Nieuwe vrijwilligers zijn van harte welkom. Er wordt om de week op zaterdagochtend van 9-12 gewerkt.